Maak eerst de pudding. Breng 400 ml melk met de suiker aan de kook.
Meng de overige melk met de eidooier en het puddingpoeder.
Wanneer de melk kookt voeg je dit bij je papje, roer door, schenk terg in de pan en breng aan de kook tot de gewenste dikte.
Schenk het geheel over in een schaal en de de pudding (niet de schaal) af met plastic folie. Laat de pudding nu afkoelen tot kamertemperatuur.
Meng voor het deeg alle ingrediënten behalve het zout in je keukenmachine.
Wanneer er zich een bal vormt dan pas voeg je het zout toe.
Kneed ongeveer 15 minuutjes tot een soepel deeg.
Laat het nu 20 minuutjes rusten.
Schil ondertussen de appels en snijd ze in grove stukjes.
Breng ze met een heel klein beetje water, een snufje kaneel en de el basterdsuiker aan de kook.
Ik heb het geheel laten koken tot het vocht verdampt was en er een karamelisatie van de appeltjes plaats vond.
Terug naar het deeg. Na de rust maak je bolletjes van ca 60 tot 65 gr.
Laat deze ook 20 minuutjes rusten.
Rol elke bolletje nu uit tot een ovaal lapje.
Neem een los geklopt ei er bij en bestrijk de randen met het ei.
Leg de vulling op 1 helft van het lapje en vouw het mooi dicht.
Druk de naden aan en duw ze nog eens aan met de tandjes van een vork.
Bestrijk de flappen met de eidooier gemengd met melk.
Laat de flappen nog een 45 to 60 minuten rijzen in de oven op 35°C.
Ik had 2 bakplaten met flappen (ca 14 stuks) en heb daarom deze keer gebruik gemaakt van de hetelucht functie.
Bak ze op 220°C in ca 8 minuutjes gaar.
