Maak een beslag van gelijke delen tarwe- en boekweitmeel.

Voeg water, zout en wijnsteenbakpoeder of natriumbicarbonaat toe.

Het beslag moet dikker zijn dan dat voor pannenkoeken.

Maak het goed glad met een garde.

Laat het beslag minimaal een half uur rusten.

Week de rozijnen.

Rasp de appel of snijd deze in hele kleine stukjes.

Snijd de ui fijn.

Rasp de wortel en paprika, en eventuele andere groenten, of snijd ze heel klein.

Klop het beslag opnieuw en verdeel het over twee schalen.

Voeg in de ene schaal de appel, rozijnen en kaneel toe.

Roer goed door.

Voeg in de andere schaal de groenten en kruiden toe.

Roer goed door.

Verhit olie in een pan.

Gebruik een olie die goed tegen hitte kan, zoals frituurolie, wokolie of zonnebloemolie.

Giet twee, drie of vier schepjes beslag in de pan, afhankelijk van de gewenste grootte van de boffers.

Omdat het beslag dikker is dan pannenkoekenbeslag, bak je de boffers wat langer om ervoor te zorgen dat ze helemaal gaar zijn.

Zet het vuur eventueel wat lager nadat je het beslag in de pan hebt gedaan.

Draai de boffers af en toe om tot beide zijden mooi bruin zijn.