Doe de rozijnen in een zeef en spoel ze af met koud water.

Dep ze na het uitlekken verder droog met keukenpapier of een schone theedoek.

Schud de rozijnen in een schaal om met de bloem.

Boen de schil van de citroen goed schoon onder de kraan, bijvoorbeeld met een schoon schuursponsje.

Rasp de gele schil eraf tot je op het wit komt (dat smaakt bitter).

Doe de broodmix in een beslagkom of de kom van de keukenmachine.

Meng de rasp en vanillesuiker erdoor.

Smelt de boter langzaam in een steelpannetje.

Breek het ei boven een kom en klop het met een vork los.

Roer de melk en gesmolten boter erdoor.

Schenk dit mengsel bij de broodmix.

Gebruik de mixer of keukenmachine om er een stevig deeg van te kneden.

Als het deeg klaar is, kneed je er met je handen de rozijnen doorheen (anders gaan ze kapot).

Doe het deeg in een kom en dek deze af met plasticfolie.

Laat het deeg 10 minuten op een warme plek staan om te 'rijzen'.

Verdeel het deeg nu in 16 porties en rol ze tussen je handen tot bolletjes.

Maak van de amandelspijs ook 16 kleine bolletjes.

Druk met je duim een gat in elk deegbolletje, stop er een spijsbolletje in en vouw het deeg weer dicht.

Leg nu 1 bolletje in het midden van de taartvorm (24 cm), leg er 5 bolletjes omheen en dan nog eens 10 bolletjes.

Druk ze tegen elkaar aan, zodat de bolletjes als een 'bloem' aan elkaar vastzitten.

Leg de theedoek erover en laat ze op een warme plek nog 30 minuten rijzen.

Verwarm intussen de oven voor op 200 °C.

Neem de theedoek van de broodjes en bestrooi ze met maanzaad.

Trek ovenwanten aan en schuif de taartvorm in het midden van de oven.

Bak de broodjes in ongeveer 25 minuten gaar en bruin.

Trek opnieuw ovenwanten aan en haal de vorm uit de oven.

Leg er omgekeerd een taartschaal of groot bord op en keer ze samen voorzichtig om.

Zo glijdt het paasbrood vanzelf uit de vorm.

Laat het brood op een taartrooster afkoelen.

Aan tafel kan iedereen zelf een broodje afbreken.