Meng de bloem met het zout in een kom en snijd de boter hierin met 2 messen tot kruimels.
Giet er het water bij, roer met een mes tot de bloem al het vocht heeft opgenomen en kneed er dan met koele handen snel een soepel deeg van.
Laat dit op een koele plaats minstens een half uur rusten.
Bestuif het werkblad en de deegroller met bloem en rol het deeg uit tot een lap die groot genoeg is om er de vorm mee te bekleden.
Reserveer daarbij voldoende deeg voor het vlechtwerk.
Bestrijk een vlaai- of boterkoekvorm met boter, leg de deeglap erin, druk deze licht aan en snijd overhangende delen weg.
Leg deze op elkaar en rol ze, met het achtergehouden deeg, tot een lange lap uit.
Rader er met een deegwieltje of met een mes smalle reepjes van.
Verwarm de oven voor op 200°C.