Zeef de bloem of het bakmeel met het zout in een kom, maak een kuiltje in het midden en breek daarin de eieren.
Voeg ca. 2 deciliter melk toe en roer het geheel met een garde of handmixer tot een glad beslag.
Verdun het beslag al roerende met de rest van de melk.
Roer er een mespuntje kaneel door.
Laat het beslag eventueel ca. 30 minuten rusten.
Het zetmeel kan de melk dan absorberen, waardoor het beslag meer binding krijgt.
Verhit wat margarine in een koekenpan en wacht tot een deel van het schuim is weggetrokken.
Bak per pannenkoek 3 of meer schijven appel aan beide kanten.
Schep met een soepopscheplepel zoveel beslag over de appels in de pan, zodat de bodem bedekt is.
Laat het beslag met een draaiende beweging van de pan over de bodem uitvloeien.
Bak de pannenkoek op een matig hoog vuur tot de onderkant lichtbruin is, draai het vuur laag en wacht tot de bovenkant van de pannenkoek droog is (2-3 minuten).
Keer de pannenkoek om met een pannenkoekmes en bak de andere kant op een matig hoog vuur lichtbruin (1/2-1 minuut).
Laat de pannenkoek op een bord glijden en houd hem warm door het bord op een pan met heet water te zetten.
Bak de overige pannenkoeken op dezelfde manier.