Zeef de bloem op een houten plank of werkblad en voeg het zout toe.
Snijd 100 gr boter in stukjes en wentel elk stukje in de bloem.
Verwerk het met toevoeging van het water al knedend tot een gelijkmatig deeg.
Maak er een bol van en laat die 30 minuten op een koele plaats rusten.
Zeef een weinig bloem op het werkblad en de deegrol en rol het deeg tot ½ cm dikte uit.
Verdeel de 300 gr vetstof in stukjes en leg die verspreid over de helft van het deeg, maar niet dicht tegen de rand.
Vouw nu de onderkant tot op ⅔ van de hoogte en plooi dan de bovenkant gelijk met de verkregen onderkant.
Laat het deeg minstens 4 uur rusten.
Leg het deeg met de gesloten kanten aan de zijkanten en rol het opnieuw uit tot een rechthoek.
Vouw nu de onderkant tot op ⅔ van de hoogte en plooi dan de bovenkant gelijk met de verkregen onderkant.
Laat het deeg opnieuw een kwartier rusten.
Herhaal de bewerking dan nog viermaal, in totaal zesmaal.
Draag er zorg voor dat de gesloten zijkanten steeds opzij zijn.
Laat nog een half uur rusten.
Het deeg is nu klaar voor gebruik.