Laat de garnalen ontdooien, dep ze daarna droog met keukenpapier en verwijder de donkere strengen.

Besprenkel de garnalen met de helft van het citroensap en strooi er een beetje peper en zout op.

Doe de bloem in een kom met de knoflook, soja en het zout.

Breek het ei in de bloem en voeg, al kloppende en met kleine hoeveelheden tegelijk, zoveel water toe tot een glad beslag ontstaat dat traag van de lepel loopt.

Doe voor het maken van de zoetzure saus de atjar in een steelpan, voeg de tomatenketchup, het sjalotje, de knoflook, de ananas, de gember en 2 1/2 dl. water toe.

Breng dit langzaam aan de kook. Maak van de djahé, de suiker, het aardappelmeel, de sherry, de rest van de citroensap en wat water een glad papje en bind daarmee de inhoud van de steelpan.

Proef de saus en voeg naar smaak soja, citroensap of suiker toe.

Houd de saus warm.

Verhit het frituurvet of de olie, er mag nog juist geen damp te zien zijn.

Klop het beslag nog even door en voeg wat water toe als het beslag tijdens het rusten te dik is geworden.

Haal de garnalen door het beslag, laat het teveel teruglopen en bak de garnalen in het frituurvet of de olie door en door warm en mooi van kleur.

Leg de garnalen even op keukenpapier zodat overtollig vet kan afdruipen en serveer de garnalen zo warm mogelijk met de saus.