Zeef de bloem in een kom.

Wrijf de boter door de bloem tot er een korrelige structuur ontstaat.

Voeg één voor één enkele eetlepels water toe, terwijl je blijft kneden tot er een samenhangend deeg ontstaat.

Voeg pas een volgende lepel water toe als het vorige deeg is opgenomen.

Verpak het deeg in plasticfolie en laat het minstens 30 minuten rusten.

Rol het deeg op een met bloem bestoven werkvlak uit tot een cirkel met een doorsnede van ongeveer 35 cm.

Vouw de deeglap voorzichtig rondom een deegroller om het gemakkelijk te verplaatsen, leg het op het midden van een met bakpapier beklede bakplaat en vouw het uit.

Verwarm de oven voor op 200°C.

Snijd het vanillestokje in de lengte open en schraap het merg eruit met een mes.

Rits de aalbessen van de takjes.

Meng in een kom de appelblokjes met de aalbessen, driekwart van de suiker en het vanillemerg.

Bestrijk de binnenkant van het deeg met de eierdooier, laat ongeveer 5 cm van de deegrand vrij.

Verdeel het griesmeel over het bestreken deeg.

Laat het fruitvocht uitlekken in een zeef.

Leg het fruit op het middelste deel van het deeg en vouw de randen losjes rondom het fruit.

Klop het eiwit los en bestrijk de bovenkant van de deegrand ermee.

Strooi de rest van de suiker over de met eiwit bestreken deegrand.

Schuif de bakplaat in het midden van de oven en bak de taart in ongeveer 35 minuten gaar.