Doe het vlees ongesneden in een pan met water en breng het aan de kook.

Als het water kookt, dan afschuimen.

Voeg een paar tabletten kippenbouillon naar smaak toe.

Laat alles ongeveer 3 uur trekken en daarna laten afkoelen.

Snijd de kipfilet in kleine blokjes.

Maak dan de ragout: smelt de boter, daarna al roerend beetje bij beetje bloem toevoegen.

Daarna al roerend bouillon toevoegen totdat je de gewenste dikte hebt bereikt.

De ragout moet vrij dik zijn voor het beste resultaat.

Wok 1 teentje knoflook met een theelepel sambal en voeg daarna de groente toe.

Wokken tot het beetgaar is.

Voeg de groente en kip toe aan de ragout en laat daarna afkoelen.

Voor de flensjes: mix de bloem, het ei, water en iets zout tot je een glad beslag hebt.

Maak ook alvast een dik papje van bloem met water (om de risolles mee te bestrijken voor het dichtvouwen).

Vet een koekenpan in met boter en als de pan goed warm is, schep je een lepel beslag in de pan.

Als de onderkant loslaat is het flensje gaar en kun je het flensje op bakpapier leggen.

Let op: je hoeft de flensjes maar aan 1 kant te bakken en zorg dat ie niet bruin wordt.

Op de kant die gebakken is, leg je de vulling.

Vouw het flensje als ie nog warm is! Leg 2 lepels vulling ongeveer in het midden van het flensje en bestrijk de rand met het bloempapje.

Vouw de onderkant naar binnen.

Bestrijk de zijkanten met het papje en vouw deze flapjes ook naar binnen.

Tot slot bestrijk je het bovenste flapje met het bloempapje en vouw je deze naar binnen.

Verdeel paneermeel en losgeklopt ei over 2 borden.

Haal de risolles eerst door het ei, daarna door de paneermeel.

Schenk in een pan een laag arachideolie (zodat de risolles helemaal in de olie kunnen liggen) en verwarm dit.

Als de olie op temperatuur is*, leg je voorzichtig 2 -3 risolles in de pan.

Frituur ze totdat ze mooi goudbruin worden en ze vanzelf naar boven komen.

Leg ze daarna op een schaal met keukenpapier zodat ze uit kunnen lekken.