Materialen: dessertlepels

Snijd de bieslook fijn, houd 8 sprieten apart.

Prak in een kom de crème fraîche met een vork door de zachte geitenkaas.

Roer de fijngesneden bieslook erdoor en breng het mengsel op smaak met zout en versgemalen peper.

Verwijder de harde steeltjes van de waterkers en meng de waterkers in een schaal met olijfolie, een mespunt zout en versgemalen peper.

Roer in een kom het aardappelzetmeel, poedersuiker, kardemom, 1/2 theelepel zout en een mespunt versgemalen peper met 2-3 eetlepels water tot een beslag, zo dik als yoghurt.

Schil de koolrabi's en snijd ze in dunne plakjes of schaaf ze.

Verhit in twee koekenpannen met antiaanbaklaag een beetje boter.

Haal de helft van de plakjes koolrabi snel door het beslag of bestrijk ze met behulp van een kwastje met beslag.

Leg de plakjes koolrabi dakpansgewijs op elkaar in de koekenpannen, in de vorm van kleine, open cirkels ('kransjes').

Bak de koolrabi op matig vuur in 10 minuten goudbruin en keer ze halverwege voorzichtig om.

Verdeel de waterkers over warme borden.

Laat elk koolrabikoekje voorzichtig op de waterkers glijden.

Dep overtollig vet weg met keukenpapier en houd ze warm onder aluminiumfolie.

Vorm met behulp van twee in heet water gedoopte dessertlepels 4 ovale bolletjes ('quenelles') van het geitenkaasmengsel.

Leg in het midden van elk koolrabikransje een bolletje geitenkaas en garneer met de achtergehouden sprieten bieslook.