Appeltaart uit grootmoeders tijd
Ingrediënten
Voor het deeg:
- 350 gram zelfrijzend bakmeel
- 250 gram boter
- 175 gram suiker
- snufje zout
- 1 eidooier
Voor de vulling:
- 6-8 goudrenetten
- 100 gram suiker
- 2 zakjes vanillesuiker
- 2 theelepels kaneel
- 50 gram rozijnen
Instructies
- Kneed de boter, de bloem, de suiker en het zout tot een samenhangende bal en laat deze op een koele plaats in een half uur stijf worden.
- Schil de appels, snijd ze in 8 partjes en schaaf ze met een komkommerschaaf in dunne plakjes.
- Bekleed de bodem (doorsnee 30 cm) en de wand van een met boter bestreken en met paneermeel bestrooide springvorm met ruim de helft van het deeg.
- Vul deze deegbodem met de appelschijfjes, strooi er telkens wat (vanille)suiker, kaneel en rozijnen tussen.
- Vorm smalle reepjes of rolletjes van het overgebleven deeg en leg die, in ruiten, op het vulsel.
- Plak ze stevig op het deegrandje van de wand vast.
- Maak van overgehouden deeg rondom nog een rand (deze rand gaat over de uiteinden van de deegreepjes).
- Vermeng de eidooier met 1/2 eetlepel water en bestrijk het deeg hiermee.
- Verwarm de oven voor op 175°C en bak de taart hierin in ± 1 1/4 uur lichtbruin en gaar.
- Laat de taart in de springvorm afkoelen (zo voorkomt u het uiteenvallen van de rand).
- Snijd de taart in punten en serveer die met een toef slagroom.